Ontwikkelingslijn fysiek
Vaardigheidsniveau
Via de ontwikkelingslijn fysiek willen we het vaardigheidsniveau van korfballers verhogen. Dit doen we door in te spelen op coördinatie, kracht, flexibiliteit, snelheid, evenwicht en uithouding. Deze fysieke eigenschappen combineren we met bewegingsvaardigheden, korfbalvaardigheden en techniek. Daarbij zetten we in op een brede sportontwikkeling. Beschikken kinderen over een brede basis, dan krijgen ze later complexere vaardigheden sneller onder de knie. Een brede waaier aan bewegingen en sporten komt vooral hun coördinatie ten goede. Iets wat in het korfbal goed van pas komt. Bovendien vermindert variatie in oefeningen de kans op overbelasting en blessures. En last but not least: door af te wisselen blijft het plezant. En wat plezant is, blijf je langer doen.
Gebaseerd op wetenschappelijke inzichten
Voor de uitwerking van de ontwikkelingslijn fysiek baseerden we ons op het youth physical development model (YPD-model). Dat model brengt de trainbaarheid van het lichaam in kaart. Het baseert zich daarvoor op de biologische leeftijd, die wordt ingedeeld in vier groeifasen: vroege kindertijd, kindertijd, puberteit en volwassenheid. Per groeifase verschilt de belastbaarheid van het lichaam, en de manier waarop het lichaam reageert op een trainingsstimulus.
Doel van het YPD-model
Het model biedt richtlijnen om fysieke trainingen aan te passen aan de ontwikkelingsfase van het kind of de jongere. Zo kan men op een veilige en doeltreffende manier werken aan kracht, snelheid, uithoudingsvermogen, lenigheid en motorische vaardigheden.
Kenmerken van het YPD-model
Leeftijdsgebonden ontwikkeling
-
Houdt rekening met chronologische leeftijd (kalenderleeftijd) en biologische rijping (puberteit, groeispurt). Vooral het moment van de piekhoogtesnelheid (de hoogste groeisnelheid in lengte tijdens de adolescentie.) is belangrijk: dat is het moment waarop een kind de snelste groeispurt doormaakt. Bij meisjes gebeurt dit gemiddeld rond de 11 à 12 jaar, bij jongens rond de 13 à 14 jaar. Het is een individueel verschillend moment, en dus niet gelijk aan kalenderleeftijd.
Trainbaarheid is levenslang
- In tegenstelling tot oudere modellen (zoals LTAD) stelt het YPD-model dat alle fysieke eigenschappen (kracht, snelheid, uithouding, lenigheid...) op élke leeftijd trainbaar zijn, maar dat de gevoeligheid voor training verschilt per ontwikkelingsfase.
Multi-component ontwikkeling
-
Het model benadrukt dat motorische vaardigheden (coördinatie, balans, behendigheid) vanaf jonge leeftijd essentieel zijn.
-
Krachttraining is veilig en aan te raden, mits aangepast aan het niveau en goed begeleid.
Overzicht van fysieke trainingsprioriteiten volgens het YPD-model (op basis van biologische leeftijd)
- Leeftijd 5–9 jaar Coördinatie, basisbewegingen, spel, snelheid
- Leeftijd 10–12 jaar Kracht (lichamelijk gewicht), snelheid, lenigheid
- Rond de piekhoogtesnelheid (PHV) is het moment in de puberteit waarop een kind het snelst in lengte groeit (12–14j). Aandacht voor mobiliteit, stabiliteit, blessurepreventie.
- Na PHV (14+ jaar) Meer intensieve krachttraining, snelheid, uithoudingsvermogen.
Belang voor trainers, leerkrachten en ouders:
- Het YPD-model helpt bij het ontwikkelen van gepersonaliseerde, leeftijds- en niveaugebonden trainingsprogramma’s.
- Het voorkomt overbelasting of verkeerde accenten op jonge leeftijd.
- Het bevordert levenslange sportdeelname en blessurepreventie.
Mannelijke en Vrouwelijke Fysieke Ontwikkelingsmodel voor jongeren
Dit hedendaagse model is gebaseerd op bewijs dat aantoont dat jeugddeelnemers tijdens de kindertijd en adolescentie reageren op training, wat betekent dat coaches echt een verschil kunnen maken in alle stadia van ontwikkeling.
FMS
Fundamentele bewegingsvaardigheden (FMS) krijgen al op jonge leeftijd prioriteit. De snelle ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel in deze periode bevordert de ontwikkeling en het leren van motorische vaardigheden. Er wordt aangenomen dat kinderen vaardigheden op jongere leeftijd gemakkelijker zullen leren.
Met het beheersen van FMS kunnen kinderen doorgaan met de ontwikkeling van sport specifieke vaardigheden (SSS). Waar FMS niet onder de knie is, kan dit leiden tot een vaardigheid barrière, waardoor kinderen niet meer geavanceerde vaardigheden kunnen leren.
De gelijktijdige ontwikkeling van FMS en kracht stelt kinderen in staat om gecontroleerde bewegingen aan te tonen en ondersteunt alle andere vormen van lichaamsbeweging.
De fundamentele bewegingsvaardigheden worden ingedeeld in drie hoofdgroepen
Locomotorische vaardigheden (verplaatsen van het lichaam)
-
Lopen
-
Rennen / sprinten
-
Springen (ver en hoog)
-
Huppelen
-
Galopperen / kruispassen
-
Zijwaarts verplaatsen
-
Klauteren / kruipen
-
Over hindernissen bewegen
Objectcontrolevaardigheden (manipuleren van objecten)
-
Werpen (bv. bal gooien)
-
Vangen
-
Schoppen / trappen tegen een bal
-
Slaan met een voorwerp (bv. racket, stok)
-
Dribbelen (voet of hand)
-
Stoten (bv. basketbalpas)
Balans- en stabiliteitsvaardigheden
-
Statisch evenwicht (stilstaand op één been staan)
-
Dynamisch evenwicht (balancerend lopen, bv. op een balk)
-
Draaien / roteren
-
Buigen, strekken, hurken
-
Vallen en opstaan
-
Torsiebewegingen van het bovenlichaam
Belangrijk:
-
Tussen de 6 en 12 jaar ontwikkelen kinderen deze vaardigheden intensief — het wordt vaak de "gouden leeftijd" van motorisch leren genoemd.
-
Tussen de 12 en 15 jaar worden deze vaardigheden verfijnd en geïntegreerd in meer complexe sport- en bewegingssituaties.