Ondersteuning opleiding U11
Techniek
Techniek
-
Het verder ontwikkelen van basismotorische vaardigheden blijft cruciaal (zie ook fysieke ontwikkeling), met nadruk op lenigheid, kracht, snelheid en coördinatie.
-
Bovenhands schot uit stand en de basis van het schot in beweging.
-
Passing in beweging, zowel met één hand als met twee handen.
-
Balbeheersing in spelvorm.
-
Verdedigingshouding aanleren en onderhouden.
Spelvormen
-
Ruimtelijk inzicht ontwikkelen, bijvoorbeeld: leren waar ruimte ligt op het veld en tussen aanvaller en korf verdedigen.
-
Basisposities herkennen: aanval en verdediging, en leren wisselen tussen beide.
-
Eenvoudige spelsituaties lezen: wanneer pas ik, wanneer schiet ik?
-
Samenwerken via eenvoudige teamtaken, zoals vrijlopen voor een ander.
Fysiek
-
Kinderen worden actiever en leniger; de sprongkracht begint voorzichtig te groeien.
-
De coördinatie verbetert flink – ze kunnen nu bewuster werken aan balans en afzetkracht.
-
Kleine sprongen en duiken worden haalbaar.
-
Meisjes maken vaak hun piekgroei door, wat tijdelijk de spronghoogte kan beperken.
-
Algemene lenigheid vraagt aandacht (stretching), omdat het lichaam in deze jaren wat minder soepel wordt.
-
Ze ontwikkelen nu meer snelheid en uithoudingsvermogen.
Mentaal
-
Kinderen leren geleidelijk zelfstandiger denken in het spel.
-
Groepsdynamiek wordt belangrijk: erbij horen en samenwerken staat centraal.
-
De coach stimuleert een positieve teamspirit en vermijdt een overdreven focus op resultaat.
-
Fouten worden beschouwd als leermomenten.
-
Er is nadruk op sportiviteit en respect voor teamgenoten én tegenstanders.
Coaching en opleidingsaanpak
- Trainingen duren 60–75 minuten, twee keer per week.
-
Coaches bouwen voort op de basis, met veel oefen- en spelvormen rond korfbal- en basisvaardigheden.
-
Wedstrijdvormen richten zich op eenvoudige situaties:
-
Wanneer pas ik?
-
Wanneer neem ik een scoringskans?
-
Hoe verdedig ik tussen man en paal?
-
Hoe schakel ik snel tussen aanval en verdediging?
-
-
Gebruik positieve en concrete taal: focus op “Wat kan beter?” in plaats van “Wat ging fout?”.
-
Wees als trainer een voorbeeld in respect en fair play.
-
Evalueer niet op resultaat, maar op inzet, samenwerking en leerhouding.
-
Geef iedereen voldoende aanmoediging, ook wie minder vaardig is.